Begin juli 2012 is een initiatiefvoorstel ‘Wet verbod pelsdierhouderij’ door de Tweede Kamer aangenomen. Al in 2009 was een vergelijkbaar wetsvoorstel in de Tweede Kamer aangenomen, maar dat strandde in de Eerste Kamer. In het nieuwe voorstel gaat het verbod pas in op 2024 in plaats van 2018 en komt er een sloopvergoeding voor de stallen. De Nederlandse Federatie van Edelpelsdierhouders verzet zich krachtig tegen dit verbod, o.a. met publiekscampagnes en een dreigement met schadeclaims. Najaar 2012 is de Eerste Kamer weer aan zet.
Zijn er argumenten die de pelsdierhouderij rechtvaardigen?
In vroegere tijden werden pelzen gehanteerd voor koude reductie, om het lichaam te beschermen tegen uitdroging, verkoeling en bevriezing. Daar zijn nu meer dan voldoende alternatieven voor. Pelzen zijn verworden tot een product om uiterlijk mee te showen en te pralen en pelsdieren tot wezens die alleen vanwege hun uiterlijk gedood worden. Het voortbestaan van de pelsdierhouderij heeft daarmee geen enkele onderbouwing.
Wanneer je wél kiest voor bont, terwijl daar geen noodzaak voor is, ben je willens en wetens bezig om jezelf eigenschappen van het dier toe te eigenen op een uiterlijk niveau. Daar dien je dan ook zelf de verantwoordelijkheid voor te nemen.
Voorbeeldfunctie
Een belangrijk argument van de pelsdierhouders binnen de discussie over dierenwelzijn is dat het in Nederland veel diervriendelijker en beter geregeld is dan in het buitenland. “Als wij het in Nederland verbieden, wordt het voor de pelsdieren alleen maar slechter omdat bont dan uit het buitenland gaat komen waar de omstandigheden voor pelsdierhouderij slechter geregeld zijn.” Ook dit argument is te weerleggen. Door een wettelijk verbod vervult Nederland juist een voorbeeldfunctie voor andere landen, zodat ook daar kritischer gekeken en gehandeld wordt.
De meeste huisdieren hebben een geleidelijk domesticatieproces ondergaan. Bij nertsen is dat niet het geval. Die zijn letterlijk uit de natuur geplukt en in kooien gezet, waardoor geen aanpassing heeft kunnen plaatsvinden. Groter kan die overgang niet zijn.
Als je echt van een dier houdt, dan geef je het de vrijheid om zich van daaruit tot jou te richten. En dan willen dieren ook een verbinding met jou, een verbinding die verder gaat dan het leveren van voedsel.