Het recht om met soortgenoten te leven in een eigen gemeenschap

Dieren hebben de behoefte om in een eigen gemeenschap te leven, binnen een eigen natuurlijke ordening. Dit voor de onderlinge herkenning en in het belang van voorbeeldfuncties binnen de groep. Ook hebben ze voldoende ruimte nodig om hun rituele bewegingen uit te kunnen voeren, zoals bijvoorbeeld de rituelen tussen mannetjesdieren ter bevestiging van leiderschap en paringsdansen tussen mannelijke en vrouwelijke dieren.

In de huidige veehouderij ontbreken vaak de mannelijke dieren omdat zij niet productief zijn, bijvoorbeeld haantjes omdat zij geen eieren leggen en stieren vanwege het feit dat ze geen melk geven of omdat ze een gevaar voor mensen kunnen zijn. Het dier is een product geworden en mannelijke en vrouwelijke dieren worden alleen nog maar met elkaar in contact gebracht als het productiebelang daarmee gediend wordt. Ter illustratie een voorbeeld uit de pluimveesector: bij bedrijven die vleeskuikens houden wordt per tien hennen één haan geplaatst voor de paring. De sporen en teenkootjes van deze hanen worden verwijderd om beschadiging van de hennen tijdens de bevruchting te voorkomen, en in de stallen hebben de dieren te weinig ruimte voor hun rituele paringsgedrag. Dit alles heeft uiteraard een nadelige invloed op de natuurlijke ordening en het gedrag van de dieren.

Het belang van het samenleven met soortgenoten betreft ook de balans tussen jongere en oudere dieren in de groep. Oudere dieren vervullen een belangrijke rol in de natuurlijke ordening en bij de overdracht van voorbeeldgedrag naar de jongere dieren toe. Als in de groep geen oudere dieren meer zijn, wordt daarmee de hele groep het ‘weten wat ouderdom is’ ontnomen.

In de huidige veehouderij leven de meeste dieren maar 1/7 deel van het aantal jaren dat ze onder natuurlijke omstandigheden zouden kunnen leven. Dit is desastreus voor het collectieve veld omdat er door de dieren zelf geen doorleefde ervaring meer (telepathisch) wordt overgedragen naar het collectieve veld, dat ook ten dienste staat van andere dieren.

In dichtbevolkte stallen, zoals in de pluimveehouderij, is door het stressgekakel telepathische communicatie onmogelijk. Er is overwegend sprake van paniek en daarmee wordt het collectieve veld gevuld. Dieren die op een natuurlijke manier leven, onderhouden telepathisch contact met elkaar en hebben weet van elkaar. Zolang er in de groep nog één oud varken, één oud paard, koe of stier in leven blijft, zolang wordt het ’weten wat ouderdom betekent’ in hun collectieve veld wakker gehouden. Het bovengenoemde geldt ook voor onze huisdieren. Ook die hebben soortgenoten nodig om de soorteigen groepsnormen te kunnen verkennen en om zich bewust te zijn van hun eigenheid.

Inspiraties van Marieke de Vrij (Maatschappelijk Raadsvrouw St. De Vrije Mare), bewerkt door Wim Van Oort (Ambassadeur Dierenwelzijn St. De Vrije Mare), 2013.

Deel dit!

Deel dit bericht met geïnteresseerden