Begin maart 2016 werd de Twentse koe Big Boukje gehuldigd vanwege een topproductie. Zij is de eerste Nederlandse koe die tijdens haar 18-jarige leven 200.000 kilogram melk produceerde, vergelijkbaar met 200.000 pakken melk van 1 liter. Is dit een felicitatie waard?

De hoeveelheid melk die een koe produceert tijdens haar leven is afhankelijk van de dagproductie en haar levensduur. Decennia lang is genetisch geselecteerd op hogere melkgiften. Koeien zijn daardoor levende melkfabrieken geworden. Dit gaat ten koste van hun gezondheid en vruchtbaarheid.
Rond 1900 gaven Nederlandse koeien zo’n 2500 liter melk per jaar. In 1950 gaf een gemiddelde koe 3980 liter per jaar en momenteel gemiddeld ongeveer 8000 liter met uitschieters naar 12.000 liter. Een verdubbeling ten opzichte van 1950.
Een gemiddelde koe bereikt inmiddels een melkproductie van 30.000 kilo gedurende haar leven en wordt 5 jaar oud, een derde van de normale levensduur. Tegen die tijd zijn die koeien letterlijk ‘leeggemolken’ en rest het slachthuis. Big Boukje hoeft daar niet voor te vrezen, boer Knoef heeft aangegeven dat ze pas weg hoeft als ze zichtbaar gaat lijden.

Melkgift
Een koe gaat pas melk geven op het moment dat er een kalfje geboren wordt. Pas dan komt de melkproductie langzaam op gang. Ook als ze weer drachtig zijn blijven ze melk geven. Na 7 maanden, 2 maanden voor het afkalven, worden ze droog gezet (niet meer gemolken). Voorheen gebeurde het droogzetten standaard met antimicrobiële middelen ter voorkoming van ontstekingen. Tegenwoordig is er meer aandacht voor preventieve maatregelen, zoals reductie van de infectiedruk, meer zorg voor het melkproces en de toepassing van selectieve medicamenteuze therapie.
Marieke de Vrij zegt daarover: “In een natuurlijke situatie geeft een koe melk op het moment dat het kalf behoefte heeft. Dit is niet aan vaste tijdschema’s gebonden en mede afhankelijk van wanneer er in de uier voldoende melk is geproduceerd. De koe bepaalt daarin haar eigen ritme, afgestemd op haar eigen behoefte en die van het kalf. Ze kan enige rek verdragen bij een grotere productie dan wat ze normaal zou produceren, maar niet in die mate waarin dat nu geschiedt. De koe voelt zich dan als het ware ‘overbelast’. Op vaste tijden voldoende melk geven werkt benauwend en heeft een verstorende werking.”
In dat opzicht voorziet de melkrobot beter in deze behoefte van de koe dan vaste melktijden. Echter een robot melkt met stevige rukken, afwijkend van een ‘slobberig’ rukken wanneer kalveren drinken. De mechanische wijze van melk onttrekken is daardoor niet bepaald diervriendelijk.

Overvragen in melkgift
Marieke de Vrij: “Koeien hebben de bereidheid om een deel van hun melk af te staan voor menselijke consumptie, maar niet in die mate zoals dat nu gebeurt. Hun biologische klok is aangetast. Koeien voelen zich genegeerd om wie ze werkelijk zijn. Dat leidt tot weerstand, moedeloosheid en versombering.
Machinaal melken veroorzaakt ook fysieke pijnbelasting in de tepels waardoor deze gaan verharden en de melkaandrang geeft stuwingsproblemen omdat de vrije uitloop van melk niet van harte gaat.”
Koeien zijn gevoelig voor contact en aanraking. Wanneer een boer werkelijk aandacht en respect heeft voor zijn dieren, niet enkel en alleen voor hun productie, zullen ze een grotere bereidheid tonen tot geven. Dieren geruststellen en aanmoedigen, zoals een bemoedigend klopje, heeft een positief effect.”

Tepel-afwijkingen.
Door de grote melkgiften zijn de tepels van koeien aan het vervormen. Marieke de Vrij zegt daarover: “Ik zie twee typen tepels. De ene tepel lijkt ‘uitgelubberd’, alsof er eerst een versmalling plaatsvindt en dan een ‘uitlubbering’ in de breedte, alsof de structuur minder strak is geworden. Bij het andere type afwijking is het haast of de tepel omhoogtrekt en de huid weer induikt, waardoor de tepel als het ware niet meegeeft. Beide afwijkingen symboliseren hetzelfde gegeven, een overbelasting van de productiebereidheid van de koe.

De ‘uitgelubberde’ tepels komen het meest voor en geven de vermoeidheid weer van het melk geven zonder zinbeleving. Deze koeien hebben een psychologie ontwikkeld van gelatenheid en zich overvraagd voelen in het geven van hun melk. Ze worden daar lusteloos van en uit lusteloosheid laten ze de tepels te ver doorhangen en ‘schenken’ ze als het ware te ver uit, zonder een innerlijke bereidheid tot geven.

De ingetrokken tepels daarentegen geven de pijnlijke geraaktheid weer doordat de eigenheid van de dieren is aangetast en ze niet meer weten hoe ze zichzelf kunnen beschermen. Deze koeien zijn emotioneel meer naar binnen geklapt en trekken de tepels in. Zij verkeren dus niet meer in de lusteloosheidsfase, maar zijn bezig zich innerlijk terug te trekken ter bescherming van hun diepere kern. Ze houden zich in en kunnen zich niet meer naar buiten richten.

Meer zorg voor welzijnsaspecten begint met een ander type rund, een evenwichtig ontwikkeld dier in plaats van eenzijdige selectie op (nog) hogere melkproductie.”

Koeien ‘vrij-geveriger’ maken
De vraag is wat koeien nodig hebben om hun melk weer ‘vrijer’ te geven. Marieke de Vrij zegt daarover: “Daarvoor dient het genot van de koe bevorderd te worden. Dat kan op meerdere niveaus, o.a. door op speelse wijze spanningen en opgedane ervaringen te laten ontladen.
• Ze zijn gevoelig voor natuurlijke geluiden waarop ze kunnen meedeinen en ze reageren heel gevoelig op natuurgeluiden die ‘gonzend’ van karakter zijn, waar een natuurlijke deining in zit zoals bijvoorbeeld een zomerwind die door de bladeren waait of bijen die door de lucht vliegen en geluidjes maken. Zorg daarom voor beplanting rond de verblijven.
• Ze houden ervan om vloeiende waterstromen te kunnen beluisteren.
• Ze houden van heuvelachtige landschappen.
• Ze vinden wolkenpartijen die voorbijtrekken uiterst boeiend van aard en dat geeft hun de beleving van mee te mogen deinen in de natuuraard waarbinnen ze zich bevinden. Dat werkt ontluchtend voor spanningen.
• Ze willen soms ook dribbelend hun hoeven plaatsen. Niet gestuurd worden richting de melkstal, maar uit zichzelf gaand. Dat geeft ze het gevoel van sociaal contact zonder te moeten. Dan mogen ze als het ware weerloos actief zijn.
• Ze houden van slurpen en niet overhaast worden. Eten moet een waar genoegen zijn, waarbij ze kunnen smakken en hun mondvocht laten druipen tijdens het eten. Dus als ze te overhaast moeten eten, bang moeten zijn voor morsen, niet rustig de smaak meermalen door hun mond mogen laten gaan van dat wat ze consumeren, dan is de voedselopname niet genotvol. Ze willen in herhaling proeven en kwijlen en geluid maken tijdens het eten.
• Ze willen soms uitzinnig van vreugde met hun kop schudden en daarvoor is het belangrijk dat er voldoende ruimte boven hun kop is. Een te lage ruimte benevelt het auraveld, evenals lamplicht dat direct op de kruin schijnt. Daardoor wordt het normale soepele bewegen van de kop afgezwakt.
• Verder houden ze ervan om te turen, bijvoorbeeld om bij een slootje te staan en langdurig ver weg te kijken. Turen is een vergenoegzame gesteldheid, zeker als de koe zich verbonden weet met de andere dieren, zonder direct contact te behoeven, maar toch die aanwezigheid indirect te voelen. Dat past heel erg bij de gesteldheid van de koe.
• Koeien houden ervan om al liggend de huid aaibaar te prikkelen, bijvoorbeeld door met de onderbuik over rul gras te schuren.
• Het wiebelen met de kop, omdat er bijvoorbeeld wat insecten achter het gebied van de oren gaan zitten, vinden ze lang niet altijd lastig. Zolang de nek soepel kan bewegen en geen onrustige bewegingen maakt vanuit afstotingsgebaren, is een beetje gekriebeld worden aangenaam. Alleen een overmaat maakt moe.
• Een koe houdt van een zwoele avondlucht. Het zachte geruis van de wind dat langdurig aanhoudt. Zachte windvlagen waarop de koe op het zachte golvende geluid heerlijk kan meedeinen. Daar wordt de koe rustiger van.
• Een koe wordt meer mijmerend gericht wanneer de avond invalt. Ze wil dan met rust gelaten worden.
• De neusgesteldheid van een koe dient niet al te opgedroogd aan te voelen, want dan beleeft het dier zichzelf onrustiger en is het minder sensitief in aanvoelendheid. Het is net alsof de neus een bepaalde gladheid verdient, een bepaalde glans, ook als een teken van gezondheid en van prettig ervaren.
Naarmate een koe voldoende ruimte krijgt en meer zichzelf kan zijn, zullen innerlijke weerstand en spanningen gemakkelijker wegvloeien.”

Bron: © Marieke de Vrij, bewerking Wim van Oort

Deel dit!

Deel dit bericht met geïnteresseerden